Zout. Ooit was dit spul letterlijk goud waard. In het oude Egypte werd het niet alleen op je eten gestrooid, maar ook in mummies gestopt. Romeinse soldaten kregen deels hun loon uitbetaald in zout – vandaar dus het woord sal-aris. Fast forward naar de middeleeuwen, en je ziet dat zout het witte goud werd genoemd. Steden als Venetië, Salzburg en ook ons eigen Amsterdam haalden er flinke rijkdom mee binnen. In Frankrijk zorgde een belasting op zout (de fameuze gabelle) voor zoveel woede dat het hielp om een revolutie aan te wakkeren. Mensen gingen dus met hooivorken de straat op vanwege... zout. Hetzelfde korrelige goedje dat je over een eitje strooit, waarbij 90 procent ernaast lazerstraalt en waar je werkelijk nul f#cks om geeft. Bus zout, 600 gram, eurootje.
Op zo’n beetje iedere tafel in restaurants staat gewoon een potje. Kun je nemen zoveel als je wilt, niemand die het wat kan schelen. Vandaar dat we met een klein vraagstukje zitten. Als zout ooit het cocaïne van weleer was, waarom zou je dan nu zout meenemen in je “speciale ring”? Bedoelen wij iets te missen, of is sos over je schaaltje fingerfood tegenwoordig een hip dingetje – in plaats van kaviaar of zo? Asking for a friend…
Plaats reactie
0 reacties