Wat maakt België zo onweerstaanbaar voor ons Nederlanders? Simpel: het is alsof je op vakantie gaat in een parallel universum waar alles nét even anders loopt – en vaak op een hele leuke manier.
Je stapt over de grens en ineens zit je midden in een Bourgondisch feestje: frieten die wél serieus worden genomen (oh, en met stoofvlees of andalousesaus), bier dat smaakt alsof God zelf het heeft gebrouwen, en eerlijk is eerlijk: ook de mensen kun je er veelal goed bij hebben. Wel een gezellig volkje.
De taal is op zich al een attractie. Woorden als zakske, goesting of charmezanger geven alles een vrolijke draai. En als een Belg “Allez, ’t is goed” zegt, weet je: de druk is van de ketel. Geen haast, geen stress – alles een tikkeltje langzamer en iets meer genieten.
Ook hun steden hebben karakter. Antwerpen is cool zonder opschepperij, Gent is hip en historisch tegelijk, en Brugge voelt alsof je in een ansichtkaart bent beland.
België is dat gekke, gezellige buurland waar niets perfect hoeft te zijn om perfect aan te voelen. Het is charmant, rommelig, Bourgondisch en vooral: echt. En precies daarom blijven we terugkomen. Met liefde. En dorst.
Ja, dit is een beetje een ode aan België. Al is ook niet alles goed daar, hè. België heeft namelijk een verschrikkelijk groot nadeel: men is er gek op wielersport. En dat levert dan ook heel veel amateurwielrenners op. Net als bij ons – verschrikkelijk volk. Kijk maar, hier zo’n kudde actief in Oudenburg.
Lees het artikel op de mobiele website